“Mama, wat vieren we eigenlijk met kerst?”, is een terugkerende vraag die onze dochters mij stellen, sinds zij – nadat Sinterklaas weer naar Spanje vertrok – een adventskalender cadeau kregen van hun oma. “Vieren we de geboorte van Jezus, is het gewoon een gezellig familiefeest of draait het om de kerstman van de Noordpool?”
Mijn gebruikelijke antwoord was dat het woord ‘Kerstmis’ komt van ‘Christus-mis’ en dat we de geboorte van Jezus Christus vieren.
Hierna volgde de vraag: wat is een ‘mis’? Ik legde dan uit dat een ‘mis’ een viering in de kerk is. “Maar mam, we gaan toch nooit naar de kerk, waarom vieren we dan het feest van de kerk?”, werd de volgende vraag. Ik legde aan hen uit dat je de geboorte van Jezus niet per se in de kerk hoeft te gedenken en dat Kerstmis inmiddels verschillende betekenissen heeft voor ieder gezin; of je nu kerst viert om de geboorte van Jezus, om de kerstman, of om het uitwisselen van geschenken en het gezamenlijk eten en liefdevolle aandacht geven aan elkaar: de mogelijkheden zijn eindeloos. Het feest is een algemene maatschappelijke traditie geworden: na 5 december duiken overal in het straatbeeld de kerstbomen op en worden huizen en etalages ingericht met lichtjes en decoraties. Ook de huidige schoolvakantie is op deze traditie ingericht.
Het verhaal van Jezus
“Mogen we straks weer het verhaal over de geboorte van Jezus voorlezen uit de Bijbel, zoals we afgelopen jaar hebben gedaan?” De meiden weten dat ze op kerstavond na het voorlezen uit de kinderbijbel mogen starten met het uitpakken van de cadeautjes.
“Dat is prima”, hoor ik mezelf hardop zeggen. Maar innerlijk speelt zich een worsteling af over de manier waarop ik de traditie aan hen overdraag. Het verhaal over de geboorte en het leven van Jezus volgens de vier evangelisten – pas enkele decennia na de dood van Jezus door de kerk tot richtsnoer gemaakt na allerlei complexe procedures, bijstellingen, weglatingen en schrappingen – dat bijna tweeduizend jaar aan generaties wordt overgeleverd, voelt steeds minder bonafide om aan de kinderen door te geven. Het verhaal heeft een aanvulling nodig, een bredere bedding.
Aan hen uitleggen dat Jezus geen zoon was van een timmerman, dat hij zeker niet in een stal geboren is, wetende dat de historische Jezus het panterjong is als telg van het huis van koning David – met als vader Josef bar Panthera (afstammeling van Davids zoon Salomon) die het huwelijk gesloten had met een vrouw uit een andere tak van het huis van David (van Davids zoon Nathan) -, die boodschap wil nog niet over mijn lippen komen. Ze zijn nu nog te jong en te vervuld dat ze het grote verhaal van kerst kunnen overzien en reproduceren. Regelmatig spelen ze met de speelfiguren van hun Fisher-Price Little People kerststal het verhaal over de geboorte van Jezus na. Ik wil dit jaar ons gezamenlijke verhaal – waar gelukkig de veramerikaniseerde commerciële kerstman-variant met zijn arrenslede vol cadeautjes nog ver vanaf staat – nog niet in verwarring brengen.
Nag Hammadi-geschriften
Maar allerlei dogma’s, zoals de overtuiging dat Jezus de ‘vleesgeworden’ Christus was, dat hij geboren is ‘uit de maagd Maria’, dat hij opgestaan zou zijn uit de dood, waren niet de opvattingen van de leer in de eerste eeuw na Christus, maar werden stuk voor stuk aan het christendom toegevoegd na vaak heftige debatten met aanhangers van andere opties of onder dwang van wereldlijke machthebbers. Het zijn feiten die ik pas ontdekte toen ik als 23-jarige lid werd van een theosofisch gezelschap in Geleen, dat me bekend en vertrouwd maakte met onder andere de Nag Hammadi-geschriften, een verzameling teksten uit de begintijd van het christendom die in 1945 gevonden werden in Midden-Egypte in het plaatsje Nag Hammadi.
Het verbreedde mijn inzicht van de grote mate van pluriformiteit van het christendom in de eerste eeuwen, waarin gnostiek geen ketterse afwijking van een orthodoxe standaard is, maar een illustratie van de veelvormigheid van interpretaties van een christelijke boodschap. De uiterlijke leer (der schriftgeleerden) maakte vanaf 2005 voor mij geleidelijk steeds meer plaats voor een innerlijke leer, een vaak eenzaam pad waarbij je zelf de weg moet worden, zelf moet lopen en zelf in het labyrint van gedachten, gevoelens en begeerten de gouden draad van Ariadne moet trachten te grijpen. Er moet blijkbaar eerst gestorven worden (de kruisdood), (door) de kudde verlaten worden en juist op dat individuele pad – waarop we trouw zijn aan onszelf – zullen we de bewogenheid van ons eigen hart horen spreken en ons verbonden voelen met alles wat er is. Juist daar kunnen we de moed ontwikkelen om zacht en open te zijn naar alles wat zich aandient in het leven. Het is een kruisiging van het aardegebonden bewustzijn waardoor het absolute bewustzijn kan ontwaken.
Niet de open discussie, maar brute macht heeft in het kerkelijke christendom een overheersende rol gespeeld. Toen in 325 bij het concilie van Nicea de visie op Jezus die we nu christelijk noemen tot het geloof de rooms-katholieke kerk werd vastgelegd, bestonden er nog steeds geheel andere opvattingen over de betekenis van Jezus. Veel volgelingen beschouwden de oproep van naastenliefde van Jezus als onverenigbaar met de gewelddadigheid van Jahwe uit het Oude Testament. Jahwe en de God van Jezus konden onmogelijk dezelfde zijn, vonden zij. Deze stroming, die Jezus op die manier zag, als iemand die opriep tot een breuk met wraak en eerwraak uit het Oude Testament, groeide uit tot de gnostiek. Echter, de andere stroming, die teruggreep op het oudtestamentisch gedachtegoed, benadrukte dat Jezus de beloofde Messias was die door profeten was aangekondigd en dat de God waarover Jezus sprak, dezelfde was als Jahwe uit het Oude Testament. Deze laatste stroming heeft de greep gekregen op de institutionalisering van het christelijk geloof en de christelijke gemeenschap. Het was ook deze stroming die – ondanks de oproep van Jezus tot geweldloosheid – opnieuw geweld als een gerechtvaardigd middel zag om God te dienen, zelfs de God waar Jezus over sprak.
Misschien moet ik de voor mijn kinderen beschikbare versie uit de (kinder)Bijbel niet te letterlijk willen nemen, als het feitelijke verslag van een ware historische gebeurtenis. Ook moet ik wellicht de bron van de tekst – de kerk van Rome, die beweert naastenliefde te prediken, maar de massamoord op onder andere de katharen zag als een uiting van Gods genade (zoals de katholieke leider van de kruistocht tegen de katharen aan de paus schreef) en die medemensen, die niets anders wilden dan Jezus navolgen in zijn levenswandel van naastenliefde, met honderden tegelijk op brandstapels zette – loskoppelen van de spirituele strekking van het grotere verhaal. Het hoeft namelijk niet de spirituele betekenis ervan te ontkrachten.
Gnositci
Voor gnostici was ‘de Christus’ een geestelijke gestalte die men slechts in de geest kan ontmoeten, precies zoals verteld wordt in het verhaal van Paulus uit het Nieuwe Testament. Paulus had Christus ‘gezien’ in een visioen op weg naar Damascus. Zo’n ontmoeting met de Christus vindt men ook beschreven in vele andere gnostische teksten. Voor de gnostici verbeeldde ‘de Christus’ de Goddelijke vonk, die in elk mens schuilt, ‘het ware zelf’. Elk mens draagt in zichzelf het beeld van de Christus als de bron van zijn bestaan, als zijn ‘oorspronkelijke gelaat’. Elk mens kan terugkeren naar de Christus in zichzelf. Ieder mens kan opstaan uit de dood van de zelfvergetelheid en zelf weer een levende Christus worden. Paulus schreef het zo:
Het geheim is dit: Christus woont in U!
Voor de gnostici is Jezus degene die de boodschap verkondigde dat de Christus in elk mens aanwezig is en die zijn medemensen opriep op zoek te gaan naar de Christus in zichzelf. Maar Irenaeus (140-202), de eerste kerkvader na de periode van de apostelen, maakte daarentegen van Jezus een eenmalige persoonlijkheid, die werkelijk in de geschiedenis geleefd had. Alleen deze ene historische Jezus, is de Christus en niemand anders. En om die visie te rechtvaardigen werden alle evangeliën uit het Nieuwe testament daarop aangepast. Het pinksterverhaal bijvoorbeeld moest de apostolische erfopvolging van de rooms-katholieke priesters rechtvaardigen.
Er is een veelheid van commentaren van tijdgenoten van Irenaeus, waaronder een van de grootste christelijke theologen uit de eerste eeuwen, Origenes (185-254), die benadrukken dat zijn visie op een volkomen misverstaan van het leven van Jezus berust. Niettemin zou de opvatting van Irenaeus ‘de ene zaligmakende waarheid’ van de kerk van Rome worden.
Omdat de oorspronkelijke gnostische teksten teloor waren gegaan, kon men vóór de vondst bij Nag Hammadi slechts kennis van de gnostiek verwerven door de studie van de polemieken tegen de gnostici, zoals die van Irenaeus. Dat was natuurlijk niet de meest betrouwbare bron. Zo heeft Irenaeus allerlei kwaads aan de gnostici toegedicht, alleen maar om zijn eigen standpunt zo positief mogelijk voor te stellen. Irenaeus vertelt geërgerd dat vooral vrouwen zich tot het gnostische christendom aangetrokken voelen. Dat was ook geen wonder, want bij de gnostici namen de vrouwen de leidende posities in en beschikten ze ook over spirituele autoriteit. Irenaeus beweert daarentegen dat de gnostische mannen de vrouwen met beloftes van gelijkwaardigheid in hun kamp probeerde te lokken om ze vervolgens te misbruiken voor de bevrediging van hun seksuele lusten. En daarom heeft de vondst bij Nag Hammadi zoveel stof doen opwaaien. Want nu kunnen we de oorspronkelijke teksten van de gnostici zelf lezen en de opkomst van het christendom bezien door de ogen van de ‘ketters’, de gnostici. Zij geloofden in elk geval niet dat Jezus de Christus was die voor de zonden van de mens aan het kruis gestorven was.
Evangelie van Thomas
In het evangelie van Thomas wordt niet gesproken over de dood van Jezus aan het kruis. Die zal voor zijn leerlingen vast wel een traumatische gebeurtenis zijn geweest, maar ze kenden daar eerst nog geen bijzondere betekenis aan toe. Pas veel later ontstond de interpretatie dat Jezus deze dood vrijwillig gekozen zou hebben als onderdeel van Gods heilsplan met de mensheid. Daarbij werd Jezus de rol toegekend van de zondebok uit de stammencultuur. De verhalen over de dood van Jezus en ook zijn veronderstelde wederkomst worden daarmee geduid als de vervulling van de profetieën van het Oude Testament. De Jezus uit het Evangelie van Thomas ziet zichzelf helemaal niet zo (Thomas 52):
Zijn leerlingen zeiden hem:
Vierentwintig profeten spraken in Israël,
en allen spraken door jou.
Hij zei hun:
Je gaat voorbij aan de levende die voor je staat,
en je spreekt over de doden.
Maar hij beseft dat hij niet altijd goed begrepen wordt (Thomas 91):
Zij zeiden tot hem:
Zeg ons wie je bent,
zodat we in je kunnen geloven.
Hij zei hun:
Je duidt de tekenen aan de hemel en die van de aarde,
maar je hebt hem niet herkend die voor je staat,
en dit moment
dat weet je niet te duiden?
Maar wat was eigenlijk zijn boodschap? (Waarheid 10):
Hij zette zich temidden van de scholen
en voerde als leraar het woord.
Waanwijzen kwamen tot hem
en stelden hem op de proef,
maar hij ontmaskerde ze als leeghoofden.
Na dezen kwamen de kleine kinderen,
die de kennis van de Vader bezitten.
Zij werden in hun kennis bevestigd
en leerden de gelaatstrekken van de Vader kennen.
Zij kenden en werden gekend.
De gnostische Jezus biedt geen waarheden. Hij ontmaskert weliswaar de handelaren in illusies, maar hij stelt ze daar geen eigen waarheid voor in de plaats. Deze Jezus haalt het beste in zijn leerlingen naar voren, maakt het zichtbaar, ervaarbaar en benoembaar. Hij bevestigt zijn medemensen in hun eigen wijsheid en wijst hen erop dat hun innerlijk weten gedragen wordt door hun oorsprong, dat ze ‘de gelaatstrekken van de Vader’ hebben.
Grote verhalen kunnen ook sterven. En als Kerstmis het feest is van de geboorte – of dat nu van de zon (het winterzonnewendefeest – de verbinding met de sporen van de oorspronkelijke voorouders, de wortels van het Noordwest-Europese gebied) of de zoon is – dan zou ik als moeder graag volgend jaar de geboorte willen geven aan het gezamenlijk herinneren van het vergeten gnostische verhaal. Hoe ik dit ga invullen – of ik er voor hen een kinderboekje over schrijf – daar heb ik nog 365 dagen de tijd voor om dat gestalte te gaan geven.
In elk geval wil ik stimuleren om als in het Nieuwe Testament wordt verteld dat Jezus de zieken geneest, dat jonge mensen dat ook met gnostische ogen leren lezen als ‘het herstel uit de dwaling’. Misschien kan het dan weer een evangelie worden in de oorspronkelijke betekenis van het woord, ‘een goed verhaal’, en kan het net als in de cultuur van de Polynesiërs de functie krijgen als routebeschrijving en dienen als een landkaart van de ziel. Eerst brengen we bewogenheid in kaart door het vertellen van verhalen. Vervolgens worden die verhalen het middel waarmee ze richting geven aan ons leven. En aan de hand van deze verhalen geven we betekenis aan onze levensreis. Samen met andere mensen leven we zo het grote verhaal van onze cultuur, als maar genoeg mensen dat grote verhaal aan elkaar blijven vertellen.
Het verhaal van Kerstmis is dus gelukkig niet het verhaal over de geboorte en het leven van een historische, inspirerende dode.
Hij is nog steeds onder ons, als de belofte die we zelf kunnen worden, als het verhaal van een levende, wiens geloof vooral een geloof is in de mens, een geloof in jou.